Vrijstelling van het rolrecht ook mogelijk zonder verzoek, als de behoeftigheid duidelijk blijkt
Het Grondwettelijk Hof deed uitspraak over de onmogelijkheid voor een rechter om rechtsbijstand voor het rolrecht toe te kennen wanneer betrokkene geen verzoek tot rechtsbijstand indient, maar wel duidelijk aan de voorwaarden voldoet.

De wet voorziet dat mensen in een situatie van behoeftigheid een aanvraag tot rechtsbijstand kunnen doen wanneer ze betrokken zijn in een rechtszaak. Niet iedereen doet deze aanvraag, ook al voldoen ze aan de voorwaarden.
In een vonnis of arrest wijst de rechter de betaling van het rolrecht door de in het ongelijk gestelde partij aan. Gaat het om iemand die geniet van rechtsbijstand, dan moet die de betaling van het rolrecht niet dragen. Wat met partijen die voldoen aan de voorwaarden voor het verkrijgen van rechtsbijstand, maar deze niet heeft aangevraagd?
In casu ging het om een verweerder die wel beroep had gedaan op juridische tweedelijnsbijstand. Hieruit kon de rechter afleiden, zonder verder onderzoek, dat aan de voorwaarden van ontoereikende bestaansmiddelen werd voldaan. Bijgevolg zou hij aan verweerder, zelfs zonder verzoek, de rechtsbijstand voor het rolrecht moeten kunnen toekennen.
Het Grondwettelijk Hof oordeelde dat de wetgeving, door deze mogelijkheid niet te voorzien, de Grondwet schendt.