Recht van bewoning aftrekbaar als onderhoudsgeld volgens de beroepsrechter
Men mag het toegekende recht van bewoning niet zien als een periodieke onderhoudsbijdrage

Het hof van beroep van Antwerpen sprak zich op 2 juni 2020 uit over het verlenen van een recht van bewoning als onderhoudsgeld.
Bij een echtscheiding met onderlinge toestemming kan een echtpaar verschillende overeenkomsten over onderhoudsgelden maken. Het onderhoudsgeld is een uitkering die een ex-echtgenoot betaalt aan de ex-partner of de kinderen na de echtscheiding. Deze uitkering tot levensonderhoud kan voortvloeien uit een rechterlijke beslissing of door een onderling akkoord (EOT). Fiscaal is de onderhoudsuitkering onder bepaalde voorwaarden voor 80% aftrekbaar door de ex-echtgenoot die ze betaalt. Zo moeten o.m. de betalingen regelmatig zijn.
De beroepsrechter stelt dat men het toegekende recht van bewoning niet mag zien als een periodieke onderhoudsbijdrage. De voorwaarde van de regelmatige betalingen is hierbij dan ook niet van toepassing. De EOT-overeenkomst draagt in casu definitief het recht van bewoning over aan de ex-partner met daarbij de vermelding van de maandelijkse huurwaarde en de gekapitaliseerde waarde. De fiscus moet het eenmalig kapitaal gewaardeerd op basis van de levensverwachting van de ex-partner aanvaarden.