Mag een advocaat sarcastische grappen maken bij het verdedigen van de cliënt?
In een recente zaak werd de advocaat in kwestie gesanctioneerd door het hof van beroep. Hij trok daarom naar het Europees Hof voor Rechten van de Mens in Straatsburg. Daar werd geoordeeld dat de boete een schending was van zijn recht op vrije meningsuiting.

De Bosnische advocaat verdedigde zijn cliënt in een gerechtelijke procedure. Hij maakte een sarcastisch grapje over de manier waarop hij werd behandeld voor het hof van beroep. Het grapje werd niet grappig bevonden. Meer nog, de rechters gaven hem er een boete voor, wegens “minachting van het hof”.
Volgens de man was dit een schending van zijn recht op vrije meningsuiting, en het Hof gaf hem daarin gelijk.
Het grapje werd immers gemaakt in de rechtbank zelf, een plek waar het grote publiek niet aanwezig is. Bovendien kaderden de opmerkingen in de vertegenwoordiging van zijn cliënt.
Het Hof oordeelde dat de boete een inmenging was van het recht op vrije meningsuiting, die niet noodzakelijk is in een democratische samenleving.