Kan een man die ontdekt dat hij niet de biologische vader is, zijn vaderschap betwisten?
Wie enkel het Burgerlijk Wetboek leest, zou denken dat het niet mogelijk is. Maar het Grondwettelijk Hof oordeelt dat er ruimte moet zijn voor uitzonderingen.

Volgens het Burgerlijk Wetboek kan de erkenning van een vaderschap niet meer in vraag gesteld worden wanneer vader en kind “bezit van staat” hebben. Dit betekent dat ze zich steeds als vader en kind hebben gedragen.
Maar wat als een man ontdekt dat hij niet de biologische vader is? Kan hij dan nog opkomen tegen zijn juridische rol als vader?
Het Grondwettelijk Hof heeft hier voor het eerst in 2014 uitspraak over gedaan. Het hield daarmee rekening met de verschillende belangen die spelen: de rust binnen families, rechtszekerheid van de familiale banden, maar ook het belang van het kind. Het is niet wenselijk dat er een onbeperkte mogelijkheid is om het vaderschap te betwisten. De wetgever kiest er dus voor om de biologische werkelijkheid niet altijd te laten prevaleren op de socio-affectieve werkelijkheid van het vaderschap.
Toch moet er een uitzondering mogelijk zijn voor een man in bovenstaande situatie, was het oordeel van het Grondwettelijk Hof. Anders zou de wetgeving ingaan tegen de Grondwet en de mensenrechten.
Zo heeft het Hof van Cassatie recent nog een arrest uit 2015 vernietigd waarin een man in een soortgelijke situatie zijn vaderschap had aangevochten en had verloren. Het Hof verwijst deze zaak nu terug naar een andere rechtbank, die het oordeel van het Grondwettelijk Hof kunnen toepassen.