Is er misbruik van recht? De rechter moet rekening met alle omstandigheden van de zaak houden

Een verhuurder heeft een huurovereenkomst beëindigd. Zodoende zou hij zijn recht hebben misbruikt.

Het beginsel van goede trouw bij de uitvoering van overeenkomsten, neergelegd in artikel 1134, lid 3, van het oud Burgerlijk Wetboek, verbiedt een partij bij een overeenkomst misbruik te maken van de door de overeenkomst verleende rechten.

Misbruik van recht bestaat in de uitoefening van een recht op een wijze die de grenzen van de normale uitoefening van dat recht door een bedachtzaam en voorzichtig persoon kennelijk overschrijdt. De rechter moet de verhouding onderzoeken tussen het door de rechthebbende nagestreefde of verkregen voordeel en de aan de wederpartij berokkende schade. Bij de beoordeling van de betrokken belangen moet de rechter rekening houden met alle omstandigheden van de zaak.

In het bestreden vonnis wordt beslist dat de herhaaldelijke en aanzienlijke vertraging in de betaling van de huurprijs een ernstige wanprestatie van de huurder vormt, die de ontbinding van de huurovereenkomst ten nadele van de huurder rechtvaardigt. De rechter is van oordeel dat het verzoek om beëindiging van de huurovereenkomst geen misbruik van recht vormt door de verhuurder, die zijn recht niet uitoefent op een wijze die de grenzen van de normale uitoefening van dat recht door een bedachtzaam en voorzichtig persoon kennelijk overschrijdt.

Hij onderzoekt in die omstandigheden niet de verhouding tussen de door de huurder's geleden schade en het door de verhuurder nagestreefde of verkregen voordeel.

Daarmee heeft hij artikel 1134, lid 3, van het oude Burgerlijk Wetboek en het algemene rechtsbeginsel dat niemand misbruik van zijn recht mag maken, geschonden.