Het Grondwettelijk Hof is onbevoegd om zich uit te preken over een beroep tegen het MB COVID
Het Grondwettelijk Hof is bevoegd om uitspraak te doen over beroepen tot vernietiging van wetten, decreten en ordonnanties.

Het Grondwettelijk Hof heeft het beroep tegen de ministeriele besluiten van 23 maart 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken en van 5 juni 2020, verworpen.
Het Grondwettelijk Hof is bevoegd om uitspraak te doen over beroepen tot vernietiging van wetten, decreten en ordonnanties (art. 1 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof).
Een dergelijk beroep kan met name worden ingesteld door iedere natuurlijke of rechtspersoon die doet blijken van een belang (art. 2) en dit binnen een termijn van zes maanden of, indien het gaat om een akte houdende instemming met een verdrag, binnen een termijn van zestig dagen na de bekendmaking van de betrokken wettelijke norm (art. 3).
Het beroep tot vernietiging wordt bij het Hof aanhangig gemaakt door middel van een verzoekschrift (art. 5), dat het onderwerp van het beroep vermeldt en een uiteenzetting van de feiten en middelen bevat (art. 6).
Het Hof is niet bevoegd om te oordelen over het beroep tegen een ministerieel besluit, dat, bij gebreke van bekrachtiging bij wet, geen wetskrachtige norm is.
Het Hof verwerpt het beroep.